Leerplandoel 10
De leerlingen onderscheiden verschillende soorten historische bronnen en werken.
WAAROM?
Historische bronnen vormen de basis van onze historische kennis. Hun karakter bepaalt mee hoe we tot historische beeldvorming komen. Door enkele categorieën te introduceren kunnen leerlingen met meer nuance bronnen verwerken.
WAT?
Leerlingen kunnen bronnen onderbrengen in verschillende categorieën:
AANDACHTSPUNTEN
HOE?
1. Je kan allerlei bronnen en werken verzamelen, van een bijschrift voorzien, afdrukken en in een grote enveloppe steken. Je deelt die uit en vraagt aan de leerlingen om de documenten te groeperen. Ze kunnen daarvoor verschillende criteria gebruiken: (1) chronologisch, (2) ruimtelijk, (3) geschreven versus ongeschreven, (4) primair versus secundair, (5) historische bronnen versus werken, (6) volgens maatschappelijke domeinen… De leraar overloopt de verschillende mogelijkheden en brengt op die manier de hierboven geschetste categorieën aan.
2. Om te vermijden dat leerlingen de categorieën in dit leerplandoel als absoluut zien, kan je ze voorstellen als polen van een assenstelsel.
WAAROM?
Historische bronnen vormen de basis van onze historische kennis. Hun karakter bepaalt mee hoe we tot historische beeldvorming komen. Door enkele categorieën te introduceren kunnen leerlingen met meer nuance bronnen verwerken.
WAT?
Leerlingen kunnen bronnen onderbrengen in verschillende categorieën:
- Historische bron: voorwerpen uit het verleden of mondelinge of geschreven getuigenissen over het verleden. Ze vormen het basismateriaal waaruit historici argumenten putten om een historische beeldvorming te onderbouwen.
- Historisch werk: het product van historisch of ander (archeologisch, antropologisch, sociologisch …) onderzoek, een analyse en synthese die na de feiten en met behulp van bronnen en andere werken gemaakt is.
- Primaire bron of werk: dateert uit de tijd zelf van wat beschreven wordt
- Secundaire bron of werk: later gemaakt, niet in de tijd zelf van wat beschreven wordt.
- Geschreven bron: bronnen waar de klemtoon ligt op geschreven tekst.
- Ongeschreven bron: bronnen die vooral niet-schriftelijk van aard zijn, zoals objecten, mondelinge getuigenissen, afbeeldingen etc.
AANDACHTSPUNTEN
- De hierboven beschreven categorieën zijn niet waterdicht. Het gaat om uiteinden van een continuüm.
- Het onderscheid bron-werk: Herodotos en Thucydides schrijven over zelf beleefde gebeurtenissen, maar analyseren en verklaren ook de feiten. Ze combineren dus eigenschappen van historische bronnen met aspecten van een historisch werk.
- Het onderscheid primair – secundair: historici kunnen een analyse maken die ver teruggaat in de tijd maar doorloopt tot de periode die ze zelf beleefd hebben (bijvoorbeeld de Romeinse historicus Titus Livius).
- Het onderscheid geschreven – ongeschreven: afbeeldingen kunnen opschriften bevatten en zijn dus niet eenduidig in te delen in de ene of andere categorie.
- Dit is een graaddoelstelling. Je kan eerst starten met vrij eenduidige voorbeelden en eens leerlingen de categorieën beet hebben, hen confronteren met moeilijker voorbeelden. Aangezien Griekse of Romeinse historici dankbare voorbeelden zijn, kan je dit bijvoorbeeld in de stof van het tweede jaar integreren.
- Het onderscheid tussen geschreven en ongeschreven bronnen heeft op zich weinig meerwaarde voor historici, maar laat in de eerste graad wel toe om leerlingen duidelijk te maken dat de bronnentypes evolueren in de oudste periodes van ongeschreven bronnen naar een mix van geschreven en ongeschreven bronnen.
- Leerlingen associëren samenlevingen zonder schrift vaak als primitief (‘achterlijk’ soms zelfs), en samenlevingen met schrift als geavanceerder, ‘beter’. Het is belangrijk dit naïef beeld te ontkrachten. Dat kan door bijvoorbeeld te wijzen op de erg gesofisticeerde communicatiesystemen die bijvoorbeeld Afrikaanse samenlevingen erop na hielden.
HOE?
1. Je kan allerlei bronnen en werken verzamelen, van een bijschrift voorzien, afdrukken en in een grote enveloppe steken. Je deelt die uit en vraagt aan de leerlingen om de documenten te groeperen. Ze kunnen daarvoor verschillende criteria gebruiken: (1) chronologisch, (2) ruimtelijk, (3) geschreven versus ongeschreven, (4) primair versus secundair, (5) historische bronnen versus werken, (6) volgens maatschappelijke domeinen… De leraar overloopt de verschillende mogelijkheden en brengt op die manier de hierboven geschetste categorieën aan.
2. Om te vermijden dat leerlingen de categorieën in dit leerplandoel als absoluut zien, kan je ze voorstellen als polen van een assenstelsel.
Opdracht: waar plaats je volgende documenten in het assenstelsel?
A. Een Soemerische kleitablet uit het jaar 2545 voor Christus.
B. Het boek ‘De geschiedenis van de Peloponnesische oorlog van Thucydides, een Grieks geschiedschrijver uit Athene die leefde in de 5de eeuw voor Christus en dus de oorlog zelf meegemaakt heeft. Hij probeerde verhalen die hij hoorde af te toetsen bij getuigen en bekeek kritisch de bronnen die hij gebruikte.
C. Het boek ‘Romeinen en Barbaren; De ondergang van het Romeinse rijk in het Westen, geschreven door historicus Jeroen Wijnendaele in 2012.
D. Julius Caesar (eerste eeuw voor Christus) schreef met ‘de Bello Gallico’ zelf een verslag van zijn veldtocht in Gallië.
E. Homeros (8ste eeuw voor Christus) zou de schrijver zijn van de Ilias, een gedicht over helden en goden tijdens een oorlog om de stad Troje. Het is niet zeker of deze oorlog ook effectief plaatsgevonden heeft.
A. Een Soemerische kleitablet uit het jaar 2545 voor Christus.
B. Het boek ‘De geschiedenis van de Peloponnesische oorlog van Thucydides, een Grieks geschiedschrijver uit Athene die leefde in de 5de eeuw voor Christus en dus de oorlog zelf meegemaakt heeft. Hij probeerde verhalen die hij hoorde af te toetsen bij getuigen en bekeek kritisch de bronnen die hij gebruikte.
C. Het boek ‘Romeinen en Barbaren; De ondergang van het Romeinse rijk in het Westen, geschreven door historicus Jeroen Wijnendaele in 2012.
D. Julius Caesar (eerste eeuw voor Christus) schreef met ‘de Bello Gallico’ zelf een verslag van zijn veldtocht in Gallië.
E. Homeros (8ste eeuw voor Christus) zou de schrijver zijn van de Ilias, een gedicht over helden en goden tijdens een oorlog om de stad Troje. Het is niet zeker of deze oorlog ook effectief plaatsgevonden heeft.