Leerplandoel 12
De leerlingen geven binnen een aangereikte set historische bronnen aan welke bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden.
WAAROM?
Wie het antwoord op een historische vraag zoekt, gaat op zoek naar geschikte bronnen. Dat betekent een selectie maken uit een heel breed aanbod. Het is niet de bedoeling dat leerlingen zelf bronnen opzoeken (de heuristiek), maar wel in een aangeboden set van bronnen de bruikbare bronnen kunnen selecteren. Zo leren ze doelgericht informatie verwerken, een eigenschap die ook buiten het vak geschiedenis heel nuttig is.
Tevens leren ze zo zien dat er een verschil bestaat tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn.
WAT?
Leerlingen passen criteria toe die hen toelaten om te beslissen welke historische bronnen ze kunnen gebruiken om een historische vraag te beantwoorden.
AANDACHTSPUNTEN
HOE?
1. Leer leerlingen in het eerste jaar kennismaken met dit concept vanuit de eigen leefwereld. Laat leerlingen een persoonlijk voorwerp meebrengen dat iets over de leerling zelf vertelt. In een volgende les kunnen de voorwerpen in groep op tafel gelegd worden. Dan vertel je dat ze zich het volgende moeten inbeelden: een historicus stelt zich in 2100 de vraag op welke manier jongeren zich tijdens het eerste kwart van de 21ste eeuw ontspanden. Welke van deze bronnen leveren voor de historicus bruikbare informatie aan?
2. Je kan de criteria voor bruikbaarheid aanbrengen met een analysepad.
WAAROM?
Wie het antwoord op een historische vraag zoekt, gaat op zoek naar geschikte bronnen. Dat betekent een selectie maken uit een heel breed aanbod. Het is niet de bedoeling dat leerlingen zelf bronnen opzoeken (de heuristiek), maar wel in een aangeboden set van bronnen de bruikbare bronnen kunnen selecteren. Zo leren ze doelgericht informatie verwerken, een eigenschap die ook buiten het vak geschiedenis heel nuttig is.
Tevens leren ze zo zien dat er een verschil bestaat tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn.
WAT?
Leerlingen passen criteria toe die hen toelaten om te beslissen welke historische bronnen ze kunnen gebruiken om een historische vraag te beantwoorden.
- De bron bevat expliciet informatie die toelaat om de historische vraag te beantwoorden.
- De bron zou informatie kunnen bevatten over het bestudeerde onderwerp, maar ‘zwijgt’, bewust of onbewust. Een dergelijke bron lijkt op het eerste zicht dus weinig bruikbaar, maar die stilte kan betekenisvol zijn. Wie een onderzoek dat naar de maatschappelijke positie van schoenmakers in het Oude Athene zal van hen weinig sporen terugvinden in geschreven bronnen. Die zijn vooral producten van een geletterde elite waardoor de stem van schoenmakers zal ontbreken. De elitaire bronnen zijn dus bruikbaar, want in hun stilzwijgen zeggen ze iets over de maatschappelijke positie van schoenmakers. In dit voorbeeld is het stilzwijgen veeleer onbewust. Het stilzwijgen kan ook bewust zijn. De Romeinse damnatio memoriae is een bekend voorbeeld.
AANDACHTSPUNTEN
- De bruikbaarheid van een bron hangt altijd samen met de historische vraag die je stelt. Bruikbaarheid is dus geen inherente eigenschap van een bron.
- Bruikbaarheid heeft niets te maken met de bekendheid of de waarde van een bron. Een potscherf is bij wijze even bruikbaar als het dodenmasker van Toetanchamon. Het is de historische vraag die bepaalt welke bronnen in beeld komen en welke niet.
- De bruikbaarheid van een bron staat ook los van de betrouwbaarheid van een bron. Een uiterst onbetrouwbare bron - denk aan politieke propaganda voor een Romeinse keizer – kan je perfect gebruiken in een onderzoek naar politieke communicatie ten tijde van het Keizerrijk, alleen ga je – zoals altijd – kritisch met de informatie moeten omgaan.
- Je kan het concept bruikbaarheid aanbrengen via het eerste criterium: een bruikbare bron geeft expliciete informatie over het bestudeerde thema. Eens de leerlingen dat criterium beet hebben, kan je het tweede criterium aanbrengen.
- Het tweede criterium voor bruikbaarheid (de bron ‘zwijgt’ terwijl ze iets zou kunnen zeggen) vraagt meer inzicht van leerlingen. Je kan hen op weg helpen met een goede toelichting bij de bron.
- Leerlingen moeten niet zelf bronnen opsporen en verzamelen. Voor deze doelstelling gaan ze aan de slag met een set van bronnen die ze voorgeschoteld krijgen.
- Je hoeft niet bij elke bronnenanalyse het aspect bruikbaarheid te betrekken. Je kan leerlingen onmiddellijk met bruikbare bronnen laten werken. Aan het eind van de graad moeten de leerlingen wel de doelstelling kunnen halen.
- Redeneren over bronnen is ook in andere vakken belangrijk en krijgt een even belangrijke plaats in het funderend leerplan. De onderstaande twee voorbeelden verwijzen expliciet naar bruikbaarheid en nodigen uit om met de collega’s te overleggen hoe daaraan gewerkt zal worden.
- Leerplandoel 3 van Nederlands: De leerlingen selecteren relevante informatie op bruikbaarheid, correctheid en betrouwbaarheid in gesproken en geschreven teksten.
- Leerplandoel 26 van het funderend leerplan: De leerlingen beoordelen geselecteerde bronnen op bruikbaarheid, correctheid en betrouwbaarheid.
HOE?
1. Leer leerlingen in het eerste jaar kennismaken met dit concept vanuit de eigen leefwereld. Laat leerlingen een persoonlijk voorwerp meebrengen dat iets over de leerling zelf vertelt. In een volgende les kunnen de voorwerpen in groep op tafel gelegd worden. Dan vertel je dat ze zich het volgende moeten inbeelden: een historicus stelt zich in 2100 de vraag op welke manier jongeren zich tijdens het eerste kwart van de 21ste eeuw ontspanden. Welke van deze bronnen leveren voor de historicus bruikbare informatie aan?
2. Je kan de criteria voor bruikbaarheid aanbrengen met een analysepad.
3. Bied verschillende bronnen aan de leerlingen aan. In functie van een historische vraag kiezen de leerlingen of er bruikbare informatie van de bron kan afgeleid worden. Je kan er ook voor kiezen om meerdere historische vragen te geven. Dit verhoogt het discussiekarakter: leerlingen zullen merken dat bronnen voor verschillende vragen bruikbaar kunnen zijn. Je kan deze oefening doen met volledige bronnen of met enkel een beschrijving van een bron (zoals in het voorbeeld hieronder). In dat geval maken leerlingen een inschatting op basis van de beschikbare informatie en is er ruimte voor hypothese. Dan zal de aangehaalde argumentatie belangrijk zijn.
4. De leerlingen krijgen naast een set bronnen ook een reeks vragen:
5. Als verdiepingsmogelijkheid kan enkel een set bronnen gegeven worden, met als opdracht per bron te oordelen voor welke historische vraag die wel of niet bruikbaar is. Je combineert dan met het uitbreidingsdoel van de eerste krachtlijn over historische vraagstelling. Leerlingen bedenken dan zelf een historische vraag waarvoor die bron bruikbaar is. Je kan het ook omgekeerd doen: een historische vraag laten bedenken waarvoor de bron niet bruikbaar is.
- evenveel vragen als bronnen: leerlingen verbinden de juiste bron met de juiste vraag
- méér vragen dan bronnen: leerlingen koppelen de juiste bron aan de juiste vraag
5. Als verdiepingsmogelijkheid kan enkel een set bronnen gegeven worden, met als opdracht per bron te oordelen voor welke historische vraag die wel of niet bruikbaar is. Je combineert dan met het uitbreidingsdoel van de eerste krachtlijn over historische vraagstelling. Leerlingen bedenken dan zelf een historische vraag waarvoor die bron bruikbaar is. Je kan het ook omgekeerd doen: een historische vraag laten bedenken waarvoor de bron niet bruikbaar is.