Leerplandoel 12/10/9
Domeinoverschrijdend (D-VB) |
Domeingebonden (D) |
Dubbele finaliteit (D/A) |
LPD 12 De leerlingen onderscheiden gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Diachroon en synchroon |
LPD 10 De leerlingen onderscheiden gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Diachroon en synchroon |
LPD 9 De leerlingen onderscheiden gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Diachroon en synchroon |
WAAROM?
Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. De eigenheid van een context laat zich kennen in de vergelijking met andere contexten, in de gelijkenissen en verschillen die naar voor komen. Vaak springen vooral de gelijkenissen in het oog maar het is even belangrijk om oog te hebben voor de verschillen.
WAT?
Een traditionele vergelijkingsoefening van samenlevingen uit eenzelfde periode.
AANDACHTSPUNTEN
- Leerplandoel 9/7/7 somt enkele kenmerken op die in de eindtermen als kennis afgebakend zijn. Deze sleutelbegrippen kunnen dienst doen als vergelijkingspunten maar de vergelijking kan ook gemaakt worden voor andere kenmerken.
- Leerlingen moeten twee of meer samenlevingen vergelijken, het gaat niet om evoluties binnen één samenleving.
- Met samenlevingen bedoelen we hier niet types van samenlevingen (een landbouwsamenleving, een monarchie) maar wel specifieke samenlevingen zoals de Bourgondische Nederlanden, de Azteken, het Byzantijnse rijk, Frankrijk in de 18de eeuw, …
- In dit doel gaat het om samenlevingen in dezelfde periode. Voor de leerplannen D-VB en D gaat het in het volgende leerplandoel wel over de vergelijking tussen samenlevingen uit verschillende periodes.
- De formulering van het leerplandoel laat het open of je de leerlingen de kenmerken geeft, of dat ze die zelf moeten kennen. Dat laat toe om de moeilijkheidsgraad te variëren.
- Zoals steeds gaat het om een graaddoelstelling. Je bent niet verplicht om in elke geziene periode een vergelijking te maken.
- Leerlingen moeten tot een echte vergelijking komen en niet louter kenmerken opsommen en naast elkaar zetten.
- Bij een vergelijking ligt de focus vaak op gelijkenissen en continuïteit, terwijl de verschillen even belangrijk zijn. Die wijzen immers op het eigene van een samenleving of periode, iets wat in historisch denken veel aandacht krijgt. Anders dreigt geschiedenis te eindigen in weinig genuanceerde lessen of wetmatigheden die een vals gevoel van houvast geven.
HOE?
1. De dimensies van het historisch referentiekader bieden een ideale structuur om een vergelijking aan op te hangen. De situering in de tijd, de ruimtelijke inbedding van een samenleving en kenmerken van de maatschappelijke contexten (zie ook leerplandoel 9/7/7 voor een lijst van sleutelbegrippen die van toepassing kunnen zijn).
- Vergelijk de religies van de Spanjaarden met die van de Azteken.
- Vergelijk de Franse en de Amerikaanse revoluties. Wat zijn gelijkenissen, wat zijn verschillen?
- Vergelijk de invloed van de islam op de politiek in het Arabische rijk met de invloed van het christendom op de politiek in de West-Europese middeleeuwse samenleving.
2. Je kan leerlingen ondersteuning bieden om een vergelijking te maken door hen eerst de informatie per samenleving te laten noteren en hen dan te laten aangeven of het om een gelijkenis of een verschil gaat. Een tabel met een aparte kolom om de vergelijking te maken, biedt hen de nodige ondersteuning.
3. Je kan gebruik maken van venndiagrammen.
4. Je kan leerlingen twee teksten over kenmerken van bestudeerde samenlevingen geven. Je drukt ze af met voldoende interlinie zodat leerlingen gelijkenissen kunnen onderlijnen en benoemen in beide teksten (gelijkenis 1, gelijkenis 2, verschil 1, verschil 2).
5. Vergelijkingen maken is niet evident voor leerlingen. Daarom is het belangrijk om hen dit voldoende aan te leren. Daarbij is de nodige ondersteuning aangewezen, bijvoorbeeld met behulp van schrijfkaders:
5. Vergelijkingen maken is niet evident voor leerlingen. Daarom is het belangrijk om hen dit voldoende aan te leren. Daarbij is de nodige ondersteuning aangewezen, bijvoorbeeld met behulp van schrijfkaders:
Schrijfkader: overeenkomsten uitleggen Hoewel … en … verschillend zijn, lijken ze op sommige punten heel erg op elkaar. Ze hebben bijvoorbeeld allebei … Een andere overeenkomst is dat … De … is dezelfde als … Ze lijken ook op elkaar omdat … Ten slotte zijn ze allebei … |
Schrijfkader: verschillen uitleggen Hoewel … en … allebei … zijn, zijn er ook een heleboel verschillen. De … is …, terwijl de … Ze zijn ook anders omdat … Een ander punt |