Leerplandoel 18/15/13
Domeinoverschrijdend (D-VB) |
Domeingebonden (D) |
Dubbele finaliteit (D/A) |
LPD 18 De leerlingen beoordelen de representativiteit van een historische bron in functie van een historische vraag. |
LPD 15 De leerlingen beoordelen de representativiteit van een historische bron in functie van een historische vraag. |
LPD 13 De leerlingen beoordelen de representativiteit van een historische bron in functie van een historische vraag. |
WAAROM?
Een bron kan een gedeelde opvatting weergeven of typisch zijn maar kan evengoed een afwijkend standpunt innemen of atypisch zijn. Dat aspect speelt mee bij de beoordeling van een bron. Leerlingen hierover laten nadenken draagt er ook toe bij dat ze genuanceerder zullen denken over en kijken naar samenlevingen, en niet gaan homogeniseren, d.w.z. iedereen over dezelfde kam scheren, en uitspraken doen zoals ‘Alle tempeliers waren…’, ‘De monniken dachten…’.
WAT?
Nagaan in welke mate de opvattingen in een bron typerend zijn voor een groep of samenleving waartoe de maker of makers behoren. Je kan dit inschatten door drie vragen te stellen (cf. Dick Van Straaten (red.). Historisch denken. Handboek voor de vakdocent (Assen, 2012), p. 59):
- Hoeveel van dergelijke bronnen zijn er nog meer?
- Op hoeveel gevallen is de informatie in deze bron van toepassing?
- Op hoeveel informatie heeft de schrijver van de bron zich gebaseerd?
AANDACHTSPUNTEN
- De representativiteit van een bron hangt altijd samen met de vraag die je stelt. Hier geldt dus dezelfde opmerking als bij bruikbaarheid (leerplandoel 17/14/12): representativiteit is geen inherente eigenschap van bronnen. Bijvoorbeeld: Het werk van Petrarca is representatief voor het humanistisch wereldbeeld in de late middeleeuwen, maar vertelt ons niets over hoe de gewone man naar de wereld keek begin 14de eeuw.
- Representativiteit staat los van de bruikbaarheid van een bron (leerplandoel 17/14/12). Een bron die niet representatief is, kan toch heel bruikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat ze een extra perspectief binnenbrengt om een historische vraag te beantwoorden.
- Representativiteit wordt meestal geassocieerd met geschreven bronnen. Het begrip kan echter ook toegepast worden op ongeschreven bronnen. Als bewaarde voorwerpen van een samenleving vooral toebehoorden aan een zeer kleine elite, heeft dat een impact op de representativiteit.
- Om de representativiteit van een bron te kunnen inschatten, hebben leerlingen voldoende informatie nodig over de maker(s) van een bron en de ruimere historische context.
- Representativiteit wordt altijd ingeschat en die inschatting kan verschillen, zij het binnen een bepaalde bandbreedte. Het is dan ook belangrijk om de leerlingen te laten argumenteren. De drie vragen van Van Straaten en collega’s kunnen helpen om de oefening te maken.
- Niet altijd is alle informatie aanwezig om die vragen goed te kunnen beantwoorden. Dat geldt zeker voor de oudste tijden.
- De eerste vragen moet je nuanceren. Hoeveel van dergelijke bronnen er nog zijn, moet je zien in de context van toen, niet vandaag. Bronnen kunnen immers verdwenen zijn.
- Je kan handig gebruik maken van de drie vragen die hierboven aangegeven werden om leerlingen de representativiteit te laten inschatten. Geeft deze bron een representatief antwoord op onze onderzoeksvraag?
Hoeveel van dergelijke bronnen waren of zijn er nog meer? |
|
Op hoeveel gevallen is de informatie in deze bron van toepassing? |
|
Op hoeveel informatie heeft de schrijver of maker van de bron zich gebaseerd? |
|
CONCLUSIE: deze bron is wel/een beetje/ niet representatief want |
- Informatie over de maker van een bron zullen leerlingen dikwijls aantreffen in de inleidende tekst bij een bron. Stel dat je de historische vraag wil stellen hoe Clovis zich bekeerde tot het Christendom? Je kan verwijzen naar de bisschop Gregorius van Tours, die met zijn Historia Francorum in de 6de eeuw over het doopsel van Clovis heeft geschreven. Zonder onderstaande tekst is het moeilijk voor leerlingen om te bepalen of Gregorius van Tours een al dan niet representatieve bron is.
- Je kan ook werken met schrijf- en spreekkaders (Puttevils, 2019)